maandag 13 mei 2013

Kritiek op een Stuurman


Het is geen malse kritiek die het Soerabaijasch handelsblad uitbrengt op de bundel "-Van Havens en Zeeën-" van stuurman P. Verhoog. Huivert u mee:

„Van havens en zeeën”, door P. Verhoog. W.L. en J. Brusse’s uitg. maatschappij, Rotterdam.
De stuurman Verhoog is in onze literatuur een veel omstreden figuur. Met zijn eersten fragmentarischen roman: „Op bruisende golven", die nu den derden druk gehaald heeft, ontstonden twee partijen. Aanhangers, die den zouten smaak van de zee in den mond proefden en de golven boorden kabbelen en den stormwind loeien. En anderen, die den dilettant onderkenden, zijn werk stuntelig gedoe vonden, de moeite van kennisnemen niet waard. Dat aan de zijde van deze laatsten zich ook schaarden de reeders van de schepen, waarop Verhoog gevaren had, die niet altijd tevreden waren met de rol, welke aan henzelven en hun schepen toebedeeld werd, maakte het geval te pikanter. Thans echter komt Verhoog met een nieuwen bundel: „Van havens en zeeën". En nu blijkt eigenlijk pas goed, dat de Verhoog van de eerste boeken een dilettant was. Want hij gaat nu zwaar litterair doen. Zijn boek is, om het eens duidelijk en kort te zeggen: „ouderwetsch van moderniteit". Zulke trekjes van Jan Prins, u weet wel: 'n Glazen plaat het water was, teek'nend ieder rimpeltje elk drijfhout-brok, of boomstronk-zwart, op-afstand dubbel groot, één met reflectiebeeld". Dat is dan niet uit de „Heiligen Tocht" van Jan Prins, doch uit „Van havens en zeeën" door P. Verhoog. Deze schilderwoede, waartoe hij nu gekomen is, doet veel van de aantrekkelijke frischheid van zijn eerste werk in dit boek achterwege blijven. Voor hen, die van de zeeën en de vaart houden, is er nog altijd wel wat te waardeeren, maar het is niet meer het onbevangen „datte".